Bossen zijn samen met oceanen veruit de twee belangrijkste en beste koolstofafvangsystemen die we kennen. We weten echter alleen hoe we bossen in kunnen zetten om meer CO2 af te vangen en klimaatverandering af te remmen.
Bomen halen CO2 uit de lucht en zetten het om in zuurstof en plantaardig materiaal via fotosynthese. Bij dit proces zetten plantencellen de koolstof uit de koolstofdioxide om in een vaste vorm als suikers (de koolhydraten glucose en zetmeel) die vervolgens in de bladeren, takken, stengels, stammen en wortels kunnen worden opgeslagen, waar ze bijdragen aan de groei van de boom. Zuurstof wordt weer vrijgelaten in de atmosfeer als een bijproduct van de fotosynthese en dat hebben dieren dan weer nodig om te overleven.
Bomen hebben in miljoenen jaren aan evolutie dit fotosyntheseproces geperfectioneerd. Naar schatting is er daardoor een koolstofput van 2,4 petagram koolstof per jaar. Hierdoor zijn bossen, samen met oceanen verreweg de belangrijkste en beste koolstofafvangsystemen die we kennen. In tegenstelling tot de oceanen, kunnen we makkelijk op grote schaal bomen planten en zo de hoeveelheid CO2 die we kunnen afvangen verhogen.
In 2019 werd er in een wetenschappelijk rapport van het Crowther Lab geconcludeerd dat bomen planten mogelijk de goedkoopste en effectiefste manier is om klimaatverandering te bestrijden.
In het Akkoord van Parijs (COP21) staat dat koolstofafvang essentieel is om de wereldwijde temperatuurstijging onder de 1,5ºC ten opzichte van het pre-industriële tijdperk te houden. Een afname in uitstoot alleen zou dat niet kunnen bereiken.
Koolstofafvang alleen (door het planten van nieuwe bomen) is niet voldoende om klimaatverandering te bestrijden. In de race tegen de onomkeerbare en onherstelbare schade (de kantelpunten) helpt het planten van bomen echter wel de klimaatverandering af te remmen, waardoor we meer tijd krijgen om onze transitie naar een duurzame maatschappij te voltooien.